maandag 28 april 2014

Early life of Bob Marley

Op 6 februari 1945, twee minuten voor half drie 's nachts, werd op Jamaica in Nine Miles, provincie Saint Ann, Robert Nesta Marley geboren. Zijn moeder, het 18-jarige donkere tienermeisje Cedella Malcolm, was van Afrikaanse afkomst; zijn vader, de 50-jarige blanke kapitein in het leger Norval Marley, had Engelseouders. Norval was opzichter voor de Britse koloniale macht op het gebied van landbouw. Bob zag zijn vader, die overleed toen Bob tien was, slechts sporadisch. Volgens Bobs moeder had Bob Marley zijn zachtaardige karakter en geringe lichaamslengte geërfd van zijn vader. Eind jaren vijftig verhuisde zijn moeder op zoek naar werk naar Trenchtown, een sloppenwijk van Kingston. Bob ging met haar mee.
Bob sprak veel over muziek met Clarence Malcolm (een familielid), een voormalige gitarist. Op zijn tiende, terwijl hij nog naar school ging, verdiende Bob soms wat geld met zingen op straat. Zijn gitaar maakte hij van afvalhout. Hij had veel vrienden en was een mooie, aardige jongen. Ofschoon hij niet slecht op school was, voetbalde hij liever.

The Wailers[bewerken]

In 1962, het jaar van Jamaica's onafhankelijkheid, nam Bob Marley solo zijn eerste single op: Judge Not. Later dat jaar volgden nog twee andere nummers, echter zonder succes. Na enige tijd met Bunny Livingston te hebben opgetrokken, richtten de twee samen met Peter Tosh, een andere jongen uit de buurt, een groep op: de Wailing Rudeboys, die naam veranderde vervolgens in The Wailing Wailers, om uiteindelijk in The Wailers te eindigen. Hun eerste opname was Simmer Down(1964) voor het Studio One label van Clement "Coxsone" Dodd, één van de meest succesvolle producers van dat moment. Het nummer sloeg al snel aan en vanaf dat moment waren The Wailers niet langer weg te slaan uit de Jamaicaanse hitlijsten. Deze eerste Wailers songs waren gebaseerd op de populaire dansmuziek ska. De relatie tussen de Wailers en hun producer verslechterde na enkele jaren: niet alleen bleven de rechten voor de nummers in handen van Clement Dodd maar hij betaalde hen slechts een fractie van datgene wat hij zelf verdiende aan hun hits. Ontevreden over deze situatie richtten de Wailers in 1967 hun eigen muzieklabel op.
Bob Marley trouwde op 10 februari 1966 met Rita Anderson; een jaar later werd hun eerste kind geboren. Vanaf het midden van de jaren 60 kreeg Marley belangstelling voor de Rastafari-beweging, onder invloed van Rita bekeerde hij zich in 1967 van het christendom tot deze geloofsrichting. Hij zou later uitgroeien tot één van de bekendste uitdragers van dat geloof.
In deze periode brachten de Wailers op Jamaica zonder succes albums uit als Soul Rebel en Soul Revolution Part I/II.
1972 was een goed jaar voor de Wailers. In Londen ontmoetten ze Chris Blackwell, eigenaar van Island Records. Hij kende wat muziek van de Wailers en was onder de indruk van hun stoutmoedige, zelfverzekerde houding. Hij bood hen een contract en een bedrag van 4000 pond om een album op te nemen. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een gerenommeerd label een platencontract aan een reggaeband gaf. De Wailers keerden terug naar Jamaica en gingen onmiddellijk aan de slag in de studio. Het eerste opgenomen album Catch a Fire was aanvankelijk geen groot succes. Er werden in een jaar tijd maar 14.000 exemplaren van verkocht. Voordien verscheen reggae alleen op singles of goedkope compilatiealbums en werd buiten Jamaica meestal als een vorm van novelty-muziek beschouwd.
In oktober 1973 werd het album Burnin' uitgebracht. Het bevatte de hitsingle I Shot The Sheriff (een jaar later had Eric Clapton er een internationale hit mee) en het bekende protestlied Get Up, Stand Up. Het album was een groter succes dan Catch A Fire.
In 1973 verlieten zowel Peter Tosh als Bunny Livingston de groep om een solocarrière op te bouwen.
Bob Marley richtte zijn eigen label Tuff Gong op, waar zijn albums vanaf nu onder werden uitgebracht.

Internationaal succes[bewerken]

Bobs naam op de Walk of Fame
In 1974 gaf Marley de Wailers een nieuwe 'look'. Doordat de vocale ondersteuning van Peter en Bunny wegviel, besloot Bob om zangeressen Rita Marley, Marcia Griffiths en Judy Mowatt (samen de I Threes) in de band op te nemen. Bovendien werd de naam veranderd in Bob Marley and the Wailers. Het eerste album in de nieuwe bezetting opgenomen, was het alom geprezen Natty Dread. Het nummer No Woman, No Cry van dit album zou hun eerste internationale hitsingle worden. Met nieuwe energie en een opeenvolging van internationale tours tilde Bob de reggaestijl naar internationaal niveau. In 1976 was er een heuse reggae-mania in de Verenigde Staten en Bob Marley & The Wailers werden door Rolling Stone Magazineuitgeroepen tot "band van het jaar".
In december 1976 werd een aanslag gepleegd op Marley en zijn familie. Schutters slopen het huis binnen en losten meerdere schoten op Bob. Hij werd geraakt in zijn buik en arm, maar was niet in levensgevaar. Hoewel hij volgens sommigen wist wie de daders waren heeft hij de politie niet ingelicht: dit zou volgens hem niets oplossen. De precieze omstandigheden rond deze aanslag zijn tot op vandaag onbekend, maar er wordt aangenomen dat het om een politiek geïnspireerde aanval ging. Met zijn deelname aan het Smile Jamaica concert, georganiseerd door de toenmalige eerste minister enkele dagen later, vonden bepaalde groeperingen dat Bob duidelijk een kant had gekozen.
Ondanks de aanslag en de opgelopen verwondingen besloot Bob toch deel te nemen aan het concert. Hij wilde de mensen laten zien dat 'politricks' hem niet konden tegenhouden. Echter voor zichzelf had hij besloten dat het beter zou zijn om Jamaica voor een tijdje te verlaten. Vrijwel onmiddellijk na het optreden nam hij het vliegtuig richting Londen. Tijdens hun verblijf in Londen namen Bob en de Wailers de nummers op die op beide albums Exodus en Kaya kwamen. Enkele van deze nummers verwijzen duidelijk naar de moordaanslag.
Het album Exodus werd opnieuw een internationaal succes met de hitsingles JammingWaiting In VainOne Love/People Get Ready en Three Little Birds.
Na bijna 16 maanden in het buitenland te hebben verbleven, speelde Bob in april 1978 -voor het eerst weer terug op Jamaica- op het One Love Peace Concert. Het was een concert om de wapenstilstand tussen de twee belangrijkste politieke groeperingen in Jamaica te onderstrepen. Vlak voor het einde van zijn optreden vroeg hij de politieke leiders Michael Manley van de People's National Party en Edward Seaga van de Jamaica Labour Party, die beiden uitgenodigd waren, op het toneel te komen. Daar liet hij de twee aartsvijanden elkaar de hand schudden met de boodschap: One Love. Later dat jaar kreeg Bob "the Peace Medal of the Third World" van de Verenigde Naties.
Een andere gebeurtenis waaraan door de rasta's een groot symbolisch belang werd gehecht was in 1977, toen Bob de ring werd overhandigd die afkomstig was van de Ethiopische keizer Haile Selassie, die in 1975 was gestorven.
In het najaar van 1978 begon Bob aan een droomproject van hem te werken: een eigen opnamestudio. Deze werd gebouwd op de benedenverdieping van zijn huis in 56 Hope Road in Kingston. De studio werd Tuff Gong Studio genoemd, naar Bobs bijnaam toen hij in Trenchtown leefde. Toen de studio af was, werd vrijwel onmiddellijk begonnen aan de opnames voor hun volgende plaat, Survival. Om dit album aan het publiek te tonen volgde in 1979 een uitgebreide tour door de VS. Survival was niet zo'n succes als Exodus, maar bevatte wel de kleine hit Africa Unite.

Laatste jaren[bewerken]

In 1977 had Bob Marley een wondje aan zijn teen. Hij nam aanvankelijk aan dat het om een voetbalblessure ging. Toen de wond niet herstelde, werd de diagnosemelanoom (huidkanker) gesteld. Hij wilde de teen niet laten amputeren, omdat dat in strijd met zijn geloofsovertuiging was. De kanker sloeg vervolgens over naar zijn maag, en later naar zijn longen en zijn hersenen. In 1980 stortte hij tijdens het joggen in ten gevolge van een hersentumor. Volgens artsen had hij niet langer dan drie weken te leven. Bob stond er op verder te reizen naar zijn volgende concert. Zijn allerlaatste concert was op 23 september 1980 in Pittsburgh, VS, waarna hij te ziek was om nog verder op te treden. Op 4 november 1980 bekeerde Marley zich terug tot het christendom en werd gedoopt door aartsbisschop Abuna Yesehaq van de Ethiopisch-orthodoxe Kerk in Kingston met de naam Berhane Selassie ("Licht van de Drie-eenheid") (naar de Rastafari-Messias Haile Selassie). Daarna ging hij voor behandeling naar het Duitse stadje Rottach-Egern. In mei 1981 besloot hij terug te vliegen naar Jamaica om daar te sterven, maar kwam niet verder dan Miamiwaar hij op 11 mei 1981 overleed. Hij stierf in het Cedars of Lebanon ziekenhuis in Miami (nu Universiteit of Miami Hospital) op 36-jarige leeftijd aan uitzaaiingen van een melanoom. Hij kreeg op 21 mei 1981 een staatsbegrafenis in Kingston, met gecombineerde elementen uit de Ethiopisch-orthodoxe traditie en rituelen van de Rastafari.[2] Zijn lichaam werd bijgezet in een mausoleum in zijn geboortedorp.
In 1980 werd nog met enorm succes de lp Uprising uitgebracht, met de hits Could You Be Loved en Redemption Song. In 1983 zag een studioalbum Confrontation, dat na Bobs dood nog niet helemaal af was en daarom werd aangevuld met oude, niet eerder uitgebrachte nummers. Marley had over de hele wereld een hit met het nummer Buffalo Soldier.
In 1984 werd het compilatiealbum Legend uitgebracht, dat al zijn hits bevat.

Kinderen[bewerken]

Bob Marley had twaalf kinderen; drie met zijn vrouw Rita, twee geadopteerd van Rita's vorige huwelijk en de overige zeven bij verschillende vrouwen.
Een aantal van Marleys kinderen werd ook reggae-zanger. Ziggy Marley is hiervan waarschijnlijk de bekendste, met hits als Tomorrow People, Look who's dancingen Kozmik. Ook Damian Marley had een aantal hits, waarvan de bekendste Welcome To Jamrock is. In 2011 speelde Damian Marley bij de band SuperHeavy en in 2012 had hij een grote hit samen met Skrillex.
De groep Ziggy Marley & The Melody Makers (actief van 1986 tot 2000) bestaat ook uit kinderen van Marley.
Bob Marleys zoon Stephen heeft in 2007 zijn debuutalbum Mind Control uitgebracht waarvoor hij in 2008 en voor de akoestische versie ervan ook in 2010 eenGrammy Award ontving. Ook Ky-Mani Marley ontving voor zijn album Many More Roads in 2002 een Grammy en Julian Marley ten slotte kreeg in 2010 een prijs voor zijn derde uitgebrachte album Awake.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten